De huismuis (Mus musculus) is een knaagdier uit het geslacht Mus van de onderfamilie Murinae. Deze soort heeft zich in de voetstappen van de mens over vrijwel de hele wereld verspreid. Hierdoor is de huismuis na de mens het zoogdier met de grootste verspreiding ter wereld.
Huismuizen hebben een zachte, bruingrijze vacht die op de buik iets lichter is dan op de rug. Ze hebben grote ogen en oren, zij het niet zo groot als die van de bosmuis. Ook heeft de huismuis een karakteristieke muffe geur. De geringde, geschubde staart is ongeveer even lang als de muis zelf. De grootte van de huismuis is onder andere afhankelijk van de habitat: muizen op eilanden zijn vaak groter dan op het vasteland.
Een volwassen huismuis heeft een kop-romplengte van 7-10 cm, een staartlengte van 6-10 cm en een lichaamsgewicht van 10 tot 45 gram. Vrouwtjes zijn meestal zwaarder dan mannetjes.
Huismuizen zijn echte alleseters. Ze hebben een voorkeur voor granen, zaden, noten, wortelen en insecten, larven en wormen, maar bij gebrek aan beter voedsel kunnen ze ook papier of zelfs zeep en lijm eten. Ze eten het liefst vet- en eiwitrijkvoedsel, koolhydraatrijk voedsel als fruit en groene planten worden minder vaak gegeten. Graanzaden pakken ze beet met hun voorpoten, draaien het op zijn kop en eten zo’n twee derde van de zaad. Per dag eten ze zo’n 3,5 gram. Huismuizen kunnen overleven zonder water te drinken, zolang het voedsel dat ze eten voor minstens 15 à 16 procent uit water bestaat.
Huismuizen zijn voornamelijk ’s nachts actief. Ze maken een rond hol in de grond, dat met een ingang is verbonden met een nestkamer, die op twintig centimeter diepte ligt. Soms leggen ze ook voedselvoorraden aan, in heuveltjes van tot wel 50 centimeter hoog. In gebouwen leven ze onder de vloer of tussen opgeslagen artikelen.
Agressiviteit is afhankelijk van groepsgrootte. Kleine familiegroepjes zullen enkel vreemde muizen aanvallen, maar binnen middelgrote groepen hebben mannetjes meestal een territorium en één of meer vrouwtjes, die ze fel verdedigen tegen andere mannetjes. In grote groepen zijn er ook onderdanige dieren, die geen territoria zullen stichten en zich niet zullen voortplanten.
Wilde huismuizen kunnen maximaal dertig maanden oud worden, maar omdat ze veel vijanden hebben leven ze soms nog geen half jaar, en zelden meer dan 18 maanden. Vrouwtjes worden meestal ouder dan mannetjes. Hun natuurlijke vijanden zijn uilen (voornamelijk de kerkuil), roofvogels, vos, huiskat en marterachtigen als wezel en hermelijn. Binnenshuis hebben ze echter weinig vijanden, behalve misschien de huiskat, de mens en de bruine rat. Ook sterven er veel dieren door winterse kou en voedseltekorten. De hoogste sterfte is onder jongen.
De huismuis kan zich echter razendsnel voortplanten als de omstandigheden gunstig zijn. Hij kan zich het gehele jaar door voortplanten, meerdere nesten krijgen met een groot aantal worpen, en jongen zijn al na enkele weken geslachtsrijp. De huismuis beschermt zichzelf tegen inteelt doordat hij/zij naaste familie herkent aan de geur van bepaalde eiwitten in de urine.
Het vrouwtje kan vijf tot tien keer per jaar jongen werpen met drie tot twaalf jongen per worp. De draagtijd is 19 tot 21 dagen. Het nest bestaat uit allerhande versnipperd materiaal als gras en papier. De jongen komen kaal, doof en blind ter wereld. Ze wegen bij de geboorte 0,8 tot 1,5 gram. Ze worden voornamelijk verzorgd door de moeder. Na veertien dagen, als de snijtanden doorkomen, hebben ze een volledige vacht. De zoogtijdduurt 18 tot 20 dagen. Ze wegen dan 7 à 8 gram. Na drie weken verlaten de jongen het nest. Als ze zes tot twaalf weken oud zijn, zijn ze geslachtsrijp. Ze wegen dan 7,5 tot 10 gram.
In landbouwgebieden in Europa is er een geboortepiek in mei en juni, in stedelijke gebieden plant de huismuis zich het gehele jaar door voort. In hoger en dichter bij de poolcirkel gelegen gebieden is er een duidelijke voortplantingstijd. Ook zijn de worpen daar groter.
De huismuis leeft in een grote verscheidenheid aan leefgebieden, maar bijna altijd in de buurt van de mens. Onder andere in huizen, winkels, fabrieken, pakhuizen en molens, stallen en heggen zijn ze te vinden. Het aanpassingsvermogen van de huismuis aan zijn omgeving is enorm. Ze zijn zelfs waargenomen in kolenmijnen, en er zijn gevallen bekend van huismuizen die leefden in koelhuizen, waar de temperatuur constant 18 graden onder nul was, en daar ook jongen voortbrachten.
Ook in het open veld zijn ze waargenomen. Vooral populaties op nauwelijks begroeide eilanden in de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan en huismuispopulaties in gebieden rond de Middellandse Zee, zijn minder of helemaal niet aan de mens gebonden. De huismuis kan zelfs een bedreiging vormen voor broedende zeevogels op afgelegen, onbewoonde eilanden, ondanks zijn geringe formaat.
De huismuis is in Nederland (in tegenstelling tot de meeste in het wild levende dieren) niet beschermd omdat het een plaagdier kan zijn. Ze kunnen door hun snelle voortplanting in korte tijd grote families vormen. Dit hangt echter vrijwel altijd direct samen met de hoeveelheid voedsel dat aanwezig is. Zo kan een graanpakhuis uiteraard honderden of zelfs duizenden huismuizen bevatten als men geen maatregelen treft. Alhoewel ze vrij weinig eten, kunnen ze met hun uitwerpselen voedsel vervuilen dat niet goed is opgeborgen. Mannelijke muizen gebruiken hun urine om hun territorium af te bakenen. Omdat de muis het benodigde vocht meest uit het voedsel haalt en niet apart drinkt, is er om die reden echter weinig urine. Soms knagen ze aan snoeren en verpakkingen of het materiaal dat men heeft aangebracht om muizen de toegang te blokkeren. Ook is er steeds meer apparatuur in huis met adapters die warmte afgeven. Omdat de muis warme plekjes opzoekt dient men te voorkomen dat er situaties bestaan die in verband met kortsluiting, elektrocutie en brand gevaar kunnen opleveren voor zowel muis als mens.
De huismuis is in Nederland geen belangrijke verspreider van ziekten. Bepaalde ziekten worden, met name op websites van (of gelieerd aan) plaagdierbestrijdingsbedrijven, vaak ten onrechte in verband gebracht met de huismuis, zoals Salmonellose, ziekte van Weil en ziekte van Lyme. Ook valt op hoe vaak verkeerde informatie over de huismuis en vooral de ziektes die hij zou overbrengen door andere websites wordt gekopieerd.
Wel noemt het RIVM andere soorten muizen maar meestal betreft het dan ook nog ziekten in het buitenland. Volgens het RIVM zijn er wel andere virussen, zoals het Leakyvirus (een hantavirus), bij de huismuis, maar die zijn voor de mens onschadelijk. Uiteraard zijn er altijd individuele gevallen van besmetting via de muis (huismuis, tam of andere soort) of zijn uitwerpselen en urine, maar deze ziektes kunnen dan meestal door veel soorten dieren op de mens worden overgebracht (de zogenaamde zoönoses). Dus ook de tamme muis, een cavia of hamster, een hond of een kat kan dan de ziekte overbrengen. Zo is de urine van de hond (en zijn geurvlag-plasje tegen vele voordeuren) een steeds belangrijker wordende verspreider van leptospirose, waaronder de ziekte van Weil, en spelen o.a. kleine knaagdieren een secundaire rol.
Copyright vermelding: Creative Commons bron Wikipedia®
ma: | 8u30 - 12u30 | 13u30 - 18u00 |
di: | 8u30 - 12u30 | 13u30 - 18u00 |
wo: | 8u30 - 12u30 | 13u30 - 18u00 |
do: | 8u30 - 12u30 | 13u30 - 18u00 |
vr: | 8u30 - 12u30 | 13u30 - 17u00 |
za: | Gesloten | Gesloten |
zo: | Gesloten | Gesloten |
Deze website maakt gebruik van cookies. Lees meer